Categorieën
Algemeen Oekraïne Schaken

REFUGEES ARE WELCOME TO PLAY CHESS IN AMSTERDAM

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

CHESS FOR 18+

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club CAÏSSA invites refugees over the age of 18+ to come and join the chess competition. The competition is on Tuesdays and the games start at 7:45PM.  Register to play between 7:00-7:30PM or by e-mail. Caïssa is situated in the south of Amsterdam in the building “Lydia” (near the Museumplein).

The address is Roelof Hartplein 2, 1071 TT Amsterdam. For more information, send an e-mail to caissa.amsterdam@gmail.com 

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club DE RAADSHEER is situated at the eastern part of the centre, near the science museum. De Raadsheer opens its doors every Wednesday from 8PM for a good game of chess!

The address is Kattenburgerstraat 150, 1018 JH  Amsterdam. For more information, send an e-mail to info@svderaadsheer.nl

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club FISCHER Z celebrates chess every two weeks on Wednesdays from 8PM in the small traditional Dutch cafe Batavia near Central Station. Refugees are most welcome on the cosy chess evenings. The first dates are March 30th, and April 13th.

The address is Prins Hendrikkade 85, 1012 AE Amsterdam. It is a small club so please contact us first to make sure you can play! For more information, send an e-mail to info@fpsmit.nl.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club MUIDER SCHAAK KRING (MSK) is situated close to Amsterdam, at Nienhuis Ruyskade 26, 1399 HH Muiderberg. The chess club welcomes adults and kids to come an play chess on Friday evenings. Please send an e-mail to voorzitter@muiderschaakkring.nl to make arrangements.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club WEESPER SCHAAKCLUB (WSC) is situated near the south eastern part of Amsterdam. The address is Waagplein 10, 1381 XP Weesp. Kids and adults are welcome on Tuesday evenings. Please send an e-mail for more information to weesperschaakclub@xs4all.nl

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

CHESS FOR KIDS

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club VAS 1822 invites kids to come and play chess on Thursday evenings from 6:45PM! The chess club is situated near metrostation Wibautstraat at the Cygnus Gymnasium. The address is Vrolikstraat 8, 1091 VG Amsterdam. For more information, please send an e-mail to vasjeugd@gmail.com.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club CAÏSSA welcomes kids to come and play chess on Tuesday evenings.. However, they are badly in need of adults, preferably parents from the refugee community, who know chess, can do some chess training and can take responsibility for the chess session. Caïssa is situated in the south of Amsterdam in the building “Lydia” (near the Museumplein). For more information, send an e-mail to caissa.amsterdam@gmail.com 

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club MUIDER SCHAAK KRING (MSK) is situated close to Amsterdam, at Nienhuis Ruyskade 26, 1399 HH Muiderberg. The chess club welcomes adults and kids to come an play chess on Friday evenings. Please send an e-mail to voorzitter@muiderschaakkring.nl to make arrangements.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Chess club WEESPER SCHAAKCLUB (WSC) is situated near the south eastern part of Amsterdam. The address is Waagplein 10, 1381 XP Weesp. Kids and adults are welcome on Tuesday evenings. Please send an e-mail for more information to weesperschaakclub@xs4all.nl

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

ONLINE CHESS

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Every Monday from 8.30PM chess club Fischer Z holds an online competition on www.chess.com . The competition is Fischer Random, Rapid or Blitz. Create your free account on chess.com and make a request to join the club by sending a message to Zunderdorp.  Once your request is approved, you can subscribe to the competition. 

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

INFORMATION IS PUBLISHED ON

For more information, you can contact Frans Smit by writing a message below. 

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Categorieën
Algemeen Oekraïne

Peace for Ukraine

Bij de laatste keer dat ik naar een manifestatie voor Oekraïne ging, waren er plusminus 40 mensen. Nu waren het er 15.000.

De Dam stond vol!

Ik stond redelijk op het midden van Dam, en naar alle kanten zag ik een mensenzee.
Het is moedig om je zo uit te spreken terwijl je je kapot schaamt voor de moordzucht van je eigen regering.
Dit zorgelijke selfie is genomen toen ik net het bericht had gezien dat het paranoïde monster zijn leger had aangemoedigd om de legeronderdelen met kernwapens in hoogste staat van paraatheid te brengen. Maar je ziet ook hier hoeveel mensen op de Dam waren om op te komen voor Oekraïne.
De opschriften lieten niets aan duidelijkheid te wensen over. Er kan bij 1 van de opschriften echter sprake zijn van fakenews. Het valt nochtans niet te verifiëren.
Dit was niet de enige vergelijking van Poetin met Hitler.
Het was een blauwgele vlaggenzee, maar er waren ook veel vlaggen van Belarus en Azerbeidzjan. Ook zag ik Israëlische vlaggen.

Herinnering aan Harry van Bommel, de nuttige idioot op de Dam.

De Dam stond vol met gepassioneerde mensen met het hart op de juiste plek. Als absoluut contrapunt schoot me te binnen dat voormalig opper-SP-er Harry van Bommel, een zelfverklaard kampioen van moraliteit op buitenlands gebied, het in 2016 waagde om op dezelfde plek tegen het EU-associatieverdrag te demonstreren omringd door pro-Poetinactivisten die zich voordeden als Oekraïners.

Daarmee promoveerde hij naar een prominente positie in de lange ranglijst van nuttige idioten die zich in dienst stellen van despoten in het Kremlin, van welke politieke kleur dan ook.

In ieder geval is de Schande van Van Bommel vandaag op dezelfde plek grondig weggepoetst.

Daarnaast nog vandaag: een breuk in de recente Europese geschiedenis

Het zal velen ontgaan zijn, maar er gebeurde vandaag in Duitsland iets dat onze wereld grondig zal veranderen. De Bondsdag heeft besloten om de 2%-eis van de NAVO te gaan vervullen, en gaat miljarden investeren in de Bundeswehr.

Bovendien maakt de Bondsdag de weg vrij voor aanzienlijke wapenleveranties aan het bedreigde Oekraïne. Dat is na de Tweede Wereldoorlog nog nooit vertoond.

Bovendien krijgt President Trump toch nog zijn zin. Maar of we met dat laatste nu blij moeten zijn?

Slava Ukraini!

Hoe dan ook: hopelijk staan we over een paar weken weer op de Dam om het verdwijnen van het monster te vieren.

Hopen mag altijd, en zonder hoop houdt het leven op.

Categorieën
Filosofie Informatietheorie

Lof der Vervlakking (3/3)

Het binaire keurslijf

De wereld zoals deze zich voordoet, en zoals deze zich heeft voorgedaan, laat zich nooit ten volle communiceren. En dat kan dus ook niet bij digitale communicatie. De wereld wordt gecomprimeerd en door een binair keurslijf geperst om op een andere plek en op een ander moment gesimuleerd te kunnen worden.

Die simulatie maakt op zijn beurt weer onderdeel uit van de wereld. En omdat wij tot die wereld behoren, maakt ze ook onderdeel uit van ons. Daarom is ons leven in de infosphere zo fundamenteel anders geworden.

Het binaire denken dat ten grondslag ligt aan digitalisering zorgt voor verlies van informatie. Volgens Sybille Krämer zijn klachten over de negatieve gevolgen van dit soort verlies aan informatie niet nieuw. De eerste cultuurpessimistische opvatting in deze komen we al tegen bij Plato. In diens Phaedrus wordt geklaagd dat het schrift verre inferieur is aan het originele gesproken woord. Alle kleur, dictie, volume, non-verbale reacties van de toehoorders etcetera valt immers weg.

Plato had het internet vast niet verwelkomd als een grote vooruitgang.

Maar hoe erg is dat eigenlijk, die vervlakking, die verlies van informatie? Plato’s getreur is zeker actueel. De kwaliteit van informatie op onze schermen is vaak, ondanks de wonderbaarlijke technologische vooruitgang, niet groot. Iedereen die gebruik maakt van videobellen, kan daarover meepraten.

Het is het offer om zo plaats- en tijdonafhankelijk mogelijk te kunnen communiceren. En het is momenteel ook het offer dat we moeten brengen om gezond te blijven en om tegelijkertijd in contact te blijven met vrienden, familie en collega’s.

Maar het gaat niet alleen om offers. Digitalisering zorgt ook voor het verdwijnen van menig vervelend ongemak in het werkend bestaan. Daarom geef ik als afsluiting van dit drieluik, dat immers een lof op de vervlakking is, een praktisch voorbeeld van de zegeningen van het tijdperk van hyperhistory: de bevrijding van de kantoorwerker.

Afscheid van de intensieve menshouderij

Recent onderzoek wijst uit dat het welzijn van werknemers gedurende de pandemie een piek heeft doorgemaakt. De oorzaak daarvan is het thuiswerken. Het ziet er naar uit dat veel kantoorhaters niet meer terug hoeven te gaan naar de routines van het werkend leven van weleer. Het “hybride”, locatieonafhankelijke, werken wordt bijvoorbeeld na het gehoopte einde van de pandemie “het nieuwe normaal” voor rijksambtenaren.

Veel kantoorwerkers zullen dus voorgoed bevrijd zijn van de intensieve menshouderij in betonnen megastallen, inclusief bijbehorend dagelijks massatransport.

Hier en daar bestaat nog weerstand van managers die nog los moeten komen van de obsessieve controledrift die ze hebben opgelopen op basis van het Scientific Management van Taylor, en de talloze varianten die daarop zijn gevolgd. Maar dat komt wel goed. Dat is het afschudden van de veren van een voorbijgegaan tijdperk.

In plaats daarvan komt het locatieonafhankelijk werken. Dat maakt het mogelijk dat de mens, en niet de plek, centraal komt te staan. Alexia Cambon pleit in een recent artikel in The Guardian voor een nieuwe benadering van werken: van office-centred naar behaviour-centred. Met andere woorden: van het oude paradigma van locatiegerichtheid naar het nieuwe paradigma van mensgerichtheid.

Een andere indicatie voor de onontkoombare ontwikkeling naar locatieonafhankelijk werken is dat thuiswerken in het publieke debat steeds meer beschouwd wordt als een recht. Onlangs leverde een peiling van de NPO1 radio de uitslag op dat 52% van de respondenten het thuiswerken bij voorkeur als zodanig beschouwt. Bovendien ligt er momenteel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer met de fraaie werktitel “Werken waar je wilt”.

Thuis is een mentale staat

Without going out of my door, I can know all things on earth. Het is een ongekende ontwikkeling. We leven in een nieuw tijdsgewricht: het begin van het tijdperk van hyperhistory. Locatieonafhankelijk werken past er perfect in.

Mensen die het gehad hebben met het verplichte verblijf in kantoorgebouwen met steriele flexplekken, creativiteitdodende vergaderzaaltjes met plakkertjessessies en slechte koffie, en met een forensenverkeer dat bestaat uit filerijden dan wel uit het opeengepakt zittend of staand doorstaan van een verplicht tweemaaldaags verblijf in een stinkende en lawaaiige treincoupé, voelen het tijdperk van hyperhistory, en de kansen in de infosphere goed aan.

En als je echt, wat ik me niet kan voorstellen, de kantooromgeving mist, deze beschouwt als je natuurlijke habitat, of die ziet als een onmisbare vluchtheuvel in een verder getroebleerd bestaan, dan kan die natuurlijk ook digitaal vervlakt gesimuleerd worden. Er worden daartoe serieuze pogingen gedaan, bijvoorbeeld door adviesbureau Deloitte. Het doet me denken aan het imiteren van het afspelen van een videoband in een livestream.

De essentie van de verandering is overigens niet dat kantoren overbodig worden. Er zijn mensen die daadwerkelijk het frequente fysieke samenzijn met collega’s missen. Er zijn ook veel kantoorwerkers die thuis hun werk niet goed kunnen doen omdat de huiselijke omstandigheden zich daar slecht toe lenen. Er zijn ook mensen bij wie het lange verblijf thuis kan leiden tot gevoelens van sociaal isolement, en zelfs tot eenzaamheid.

De essentie van de verandering is dat je thuis voelen op je werk steeds minder een plaatsgebonden gevoel en steeds meer een mentale staat wordt. Toegesneden op de mens, en niet op de plek. Je thuis wordt dan die plek in de infosphere waar je je goed voelt en waar je dus ook je werk goed kunt doen.

Of zoals James Baldwin het omschreef: “Perhaps home is not a place but simply an irrevocable condition.“  

(slot)

Categorieën
Filosofie Informatietheorie

Lof der Vervlakking (2/3)

Onze wereld = informatie

Cultuurpessimisme over digitalisering is momenteel wijdverbreid. Een goed voorbeeld van digitale cultuurkritiek hier te lande is Hans Schnitzler’s dystopische kijk op het ontstaan van een digitaal proletariaat: een verzameling van afgestompte, verzadigde en willoze massamensen. Daarnaast bestaan er politiek-filosofische kritieken. Evgeni Morozov en Andrew Keen zijn bekende voorbeelden. En in Nederland trok Marleen Stikker onlangs de conclusie dat het internet stuk zou zijn, waardoor de digitalisering bijdraagt aan surveillance capitalism.

Dergelijke kritieken op de digitalisering leiden bij mij echter niet tot een beter begrip van wat er eigenlijk aan de hand is. Het cultuurpessimisme van Andrew Keen is voornamelijk een weemoedige en nostalgische reflectie op de teloorgang van de wereld van zijn jeugd. De politiek-filosofische kritiek van Stikker en Morozov is een kritiek op het kapitalisme, waarbij de ontwikkeling van de digitalisering de zoveelste illustratie van dit schijnbaar zo duivelse sociaal-economische systeem vormt. En Schnitzler’s dystopische vergezichten bieden geen constructief inzicht.

Een grondiger besef van wat digitalisering met de verhouding tussen mens en wereld doet, kan wellicht verkregen worden door de wereld op een andere manier te gaan beschouwen. Een informationele voorstelling van de wereld zou ons verder kunnen brengen om te doorgronden hoe fundamenteel de digitalisering de relatie tussen mens en wereld verandert. Zo beschouwd wordt onze veranderde relatie met de wereld niet slechts aangedreven, maar bepaald door digitalisering. 

De belangrijkste hedendaagse filosoof die dit pad bewandelt, is Luciano Floridi (1964-). Floridi heeft zijn zienswijze samengevat in The 4th Revolution. Floridi gebruikt, om de wereld te duiden, een begrip dat in de jaren 70 van de vorige eeuw werd bedacht: de infosphere. Daarin zijn mensen, objecten en machines informatieverwerkende agents die met elkaar verbonden zijn. Het begrip informatie omvat hier (uiteraard) niet alleen digitale informatie. Denk bijvoorbeeld ook aan biologische informatie: het doorgeven van DNA. 

Volgens Floridi leven we in het tijdperk van hyperhistory. Het tijdperk van de geschiedenis begon toen de mens informatie begon vast te leggen en te verwerken. In het tijdperk van hyperhistory is de mensheid volledig afhankelijk geworden van informatietechnologie. 

De opkomst van digitale technologie heeft volgens Floridi een revolutie veroorzaakt in de wijze waarop de mens de wereld, en zichzelf, beschouwt. De eerste revolutie was de Copernicaanse: de wereld, en daarmee dus de mens, bleek niet in het centrum van het universum te staan. De tweede revolutie was de evolutietheorie van Darwin. De mens bleek niet boven het dierenrijk te staan, maar was er onderdeel van. De derde revolutie was de Freudiaanse. De mens bleek niet primair gedreven te worden door rationaliteit, maar voornamelijk door irrationele, onbewuste driften. Floridi noemt de vierde revolutie naar Alan Turing. De mens bleek, door de opkomst van digitale technologie, ook niet beter dan machines waar het gaat om de kwaliteit van hun verstand. Machines rekenen veel beter. De mens werd aldus fasegewijs verdrongen van de positie die hem werd toegedicht: in het centrum van alles, en als meester van de natuur. De mens is onderdeel van een netwerk van natuur en machines, niets meer en niets minder.

Floridi noemt zijn opvatting van de relatie tussen mens en wereld een constructionistische positie: de wereld wordt nooit door de mens ontdekt of uitgevonden, maar ze wordt ontworpen op basis  van de menselijke ervaring. De mens is dus in staat tot het beïnvloeden van de wereld. Dit houdt onder meer in dat de mens zelf verantwoordelijk is voor het ontwerpen voor een ethiek voor de infosphere. Een voorbeeld hiervan is het Onlife Initiative van de Europese Commissie

Totaalvoetbal luidde de nieuwe wereld in

In de essays De Barbaren (2009) en The Game (2018) van de Italiaanse schrijver en cultuurfilosoof Alessandro Baricco wordt nog net niet het begrip hyperhistory gebezigd, maar zijn boeken lezen als een beschrijving van hoe dit tijdperk heeft kunnen ontstaan en waardoor het wordt gekenmerkt. 

In The Game stelt Baricco dat digitaliteit een grote vlucht nam in een tijdperk waarin de grote ideologieën uit de 19e eeuw op de terugtocht waren. Genieën bedachten geen grootse politieke en historische vergezichten meer die uiteindelijk leidden tot wereldoorlogen en massamoorden. Zij ontwikkelden apparaatjes in laboratoria en garages, waarmee de wereld steeds meer achter schermen verdween. Spelletjes ontwikkelden zich van fysieke bezigheden, bijvoorbeeld tafelvoetbal, tot activiteiten waarop mensen nog slechts op knoppen drukten, bijvoorbeeld alles wat tegenwoordig in de Gaming Industry wordt gemaakt.  De druk op de knop van Flusser werd aldus een steeds belangrijker onderdeel van het dagelijks leven. 

Baricco sluit aan bij de notie van Krämer dat de vervlakking een voorwaarde is voor een zo effectief mogelijke transmissie van informatie. Die zorgt voor het verlies aan scherpe randjes en unieke kenmerken. Baricco gaat in zijn verklaring nog een stap verder. Technologie is voor Baricco niet de motor van verandering, maar juist het gevolg ervan. Zij is een verschijningsvorm van een veel grotere maatschappelijke ontwikkeling, waarin ontideologisering en massa-individualisme centraal staan. Baricco stelt dat de vervlakking ook een preventieve bedoeling heeft: het kan helpen om herhalingen van de massamoorden uit de 20e eeuw, gevoed door alomvattende ideologieën, te voorkomen.Tegelijkertijd stelt digitalisering mensen in staat om hun eigen leefwereld en identiteit te vormen, onafhankelijk van de plek waar ze zich bevinden.

Baricco legt aan de hand van een paar ontwikkelingen uit (alweer) sport en spel uit wat hij bedoelt. Een van zijn voorbeelden betreft het Nederlandse totaalvoetbal uit de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Dat was een toentertijd voor de liefhebber verbijsterend schouwspel. Niemand had namelijk een echt vaste rol of positie. Iedereen moest een minimaal beetje van alles kunnen en het liefst heel veel natuurlijk. Iedereen was in dat concept volledig gelijk aan elkaar, uitwisselbaar en slechts gericht op 1 ding: winnen.

Het klassieke genie, of de klassieke held, verdween volgens Baricco uit het voetbal, hetgeen een afspiegeling was van wat er in de cultuur afspeelde. Hij haalt het tragische lot aan van de geniale Italiaanse voetballer Roberto Baggio, die in de jaren ‘90 uit het nationale team werd gehaald “omdat hij niet in het concept paste”.

Welke type mens past volgens Baricco het best in dit tijdperk van hyperhistory? Hij beschrijft in the Game de succesvolle mens als Musil’s Man zonder Eigenschappen. Het is de mens die overal inpast, die eindeloos flexibel is en zich perfect kan aanpassen aan nieuwe netwerken en sociale codes. Hij/zij (en/of) kan zich allerlei identiteiten  aanmeten. De kenmerken van de ideaaltypische Bildungsburger en van het universele genie voldoen niet meer als je succesvol wilt zijn.

(wordt vervolgd)

Categorieën
Filosofie Informatietheorie

Lof der Vervlakking (1/3)

De wereld bij je thuis

Digitalisering drukt al decennia lang een groot stempel op het dagelijks leven. Maar het is nu, tijdens de coronapandemie, meer dan ooit evident dat de maatschappij niet meer zonder ICT kan functioneren. Computers en internet hebben inmiddels net zo’n fundamentele functie als bijvoorbeeld electriciteit, waterleidingen en riolering. 

Ik breng mijn leven momenteel momenteel grotendeels thuis door, omringd door schermen die het me mogelijk maken om veilig door de pandemie heen te komen, om te kunnen blijven werken, en om contact te kunnen blijven onderhouden met familie en vrienden. Het thuiswerken wordt waarschijnlijk na het gehoopte einde van de pandemie ‘het nieuwe normaal’ voor rijksambtenaren

Without going out of my door, I can know all things on earth (The Inner Light-The Beatles) is niet meer louter een spirituele wens uit vervlogen hippie-tijden, die teruggaat tot Lao-Tse. Het lijkt nu een dagelijkse realiteit te zijn geworden. 

De verhouding tussen mens en wereld is veranderd door digitaliteit. Maar hoe fundamenteel is die verandering? En moeten we blij zijn met die verandering, of is een dosis cultuurpessimisme op zijn plaats? Dit essay is een beknopte zoektocht naar een beantwoording van die vragen.

Technische beelden en de gesimuleerde wereld

In mijn werkkamer, thuis in mijn flat, word ik omringd door een fijn aantal gevulde boekenkasten. In de laatste 15 jaar komt de wereld meer en meer binnen via mijn computer, mijn tablet en mijn smartphone. Mediafilosoof Vilém Flusser (1921-1990) stelde dat digitale informatie (zoals die zich voordoet op mijn computer) fundamenteel verschilt van analoge informatie (zoals die in mijn boekenkasten is verzameld). Zijn In het Universum van de technische beelden beschrijft dat verschil. Analoge informatie, eenmaal vastgelegd, is volgens Flusser een statische werkelijkheid die onmiddellijk ter beschikking staat aan wie het mag en kan gebruiken. Stel, je hebt iets opgeschreven in je aantekeningenblok en je hebt het de dag erna weer nodig. Je pakt dan het blok, zoekt de pagina op en je kunt het weer lezen en gebruiken. Digitale informatie bestaat echter niet als zodanig. Digitale informatie moet altijd weer opnieuw worden geproduceerd door middel van computerprogrammatuur en -apparatuur, op commando van bijvoorbeeld een persoon die op een knop van een toetsenbord drukt. 

Analoge informatie “is”, digitale informatie “wordt”. Dat betekent dat alle informatie die ik al thuiswerkend via mijn devices ontvang, maak en distribueer, altijd een resultaat van een verwerking is. Die verwerking bestaat uit een “breakdown” van tekens, geluiden en beelden tot een verzameling binaire data. Het resultaat kan door de ontvanger/de gebruiker weer worden geconstrueerd op diens apparaat door middel van de verwerking van die enen en nullen.  

Voor digitale informatie is de term “interface” cruciaal. Alle digitale moeite heeft als doel om wat op de interface van een zender is samengesteld, op de interface van de ontvanger weer te laten verschijnen. Een digitaal beeld is altijd een (re-)constructie, of zoals Sybille Krämer het verwoordt: een simulatie. Zij deelt  met Flusser de opvatting dat digitale informatie niet “is” zoals analoge informatie. Zij plaatst dat radicale anders-zijn in een historische context. Want hoe verschillend analoge en digitale informatie ook mogen zijn, ze dienen wel hetzelfde doel: het mogelijk maken dat kennis wordt gecommuniceerd tussen mensen. Communicatie maakt gebruik van tekens, zoals bijvoorbeeld ons alfabet, die vastgelegd worden met als doel om die in een andere plaats en tijd leesbaar en begrijpelijk tot je te nemen. Krämer stelt dat de mens in de afgelopen 4000 jaar steeds beter in staat is gebleken om  die manier van communiceren tijd- en lokatieoverstijgend te maken. 

De eerste binaire denker was volgens Krämer de zeventiende-eeuwse Duitse universele geleerde Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716). Deze kwam op de gedachte dat tekens kleine machines zijn, die informatie verwerken. Zijn idee was dat dit het beste zou werken als combinaties van de de meest basale tekens zouden worden gebruikt. In onze digitale wereld zijn dat de hexadecimale combinaties van nullen en enen.  

Binair denken is een vorm van radicaal reductionisme. Complexe verschijnselen worden afgebroken tot enen en nullen. Daarbij geldt als beperking dat niet het hele verschijnsel op deze manier te communiceren valt. Er ontstaat altijd een verlies aan informatie. Volgens Krämer is dat reductionisme, en het besef van verlies aan informatie, niet nieuw. De eerste cultuurpessimistische opvatting in deze komen we al tegen bij Plato. In diens Phaedrus wordt geklaagd dat het schrift verre inferieur is aan het originele gesproken woord. Alle kleur, dictie, volume, non-verbale reactie van de toehoorders etc etc valt namelijk weg. 

De wereld zoals deze zich voordoet, en zoals deze zich heeft voorgedaan, laat zich nooit ten volle communiceren. En dat kan dus ook niet bij digitale communicatie. Daardoor ontstaat een vervlakking van de informatie die gecommuniceerd kan worden.  De wereld komt weliswaar bij je binnen in je kamer, maar dan wel in een vervlakte simulatie. De wereld wordt gecomprimeerd, door een binair keurslijf geperst en als simulatie telkens weer opnieuw geproduceerd. 

Cultuurpessimisme zoals dat van Ortega y Gasset is dan niet ver weg: de vervlakking kan tot gevolg hebben dat er een nieuwe, afgestompte massamens ontstaat. Een goed voorbeeld van een dergelijke digitale cultuurkritiek hier te lande is Hans Schnitzler’s dystopische kijk op het ontstaan van een digitaal proletariaat. Daarnaast bestaan politiek-filosofische kritieken. Evgeni Morozov en Andrew Keen zijn bekende voorbeelden, net als in Nederland Marleen Stikker, die onlangs de conclusie trok dat het internet stuk zou zijn.

(wordt vervolgd)

Categorieën
Algemeen Informatietheorie

Over wat er zou hebben moeten zijn, maar dat niet meer bestond.

Er was eens een land dat zichzelf niet terugvond op de kaart. Waar lag het, waar bestond het uit, waar waren de gebouwen, waar lagen de wegen, waar stonden de bomen? Het was niet meer te zien.

Het land zelf bestond gelukkig nog wel. Er was een koning en er waren adviseurs. Die bogen zich op een zonnige ochtend over de multidimensionale interactieve kaart van de wereld. Maar toen ze inzoomden op hun eigen land zagen ze tot hun grote schrik alleen wat vage contouren en verder een grote hoeveelheid niets, in vage grijstinten!

De koning en zijn adviseurs wisten dat hun land vol stond met huizen, wegen, kanalen, bruggen, fabrieken, huizen, lantaarnpalen en ga zo maar door. Eigenlijk was er niets in hun land dat niet door mensen was bedacht. Er was eigenlijk ook niets waar geen regels voor waren.

De kaart was bedoeld om alle inwoners van de wereld duidelijk te maken hoe het land was ingericht, en waar iedereen zich aan moest houden. Een gelijke informatiepositie voor iedereen noemde men dat.

Die gelijke informatiepositie was bereikt: iedereen had niets.

Alle informatie was weg. Dat was onhandig en onwenselijk. En bovendien niet de bedoeling. En het was al helemaal slecht voor het imago van het land, dat zich altijd liet voorstaan om de vernieuwende oplossingen.

De koning vroeg aan de adviseurs wat gedaan zou kunnen worden om de informatie weer boven water te krijgen. Een van de adviseurs grapte: “Dat moet misschien wel letterlijk want omdat de kaart niet functioneert, weten we niet of het land inmiddels onder water staat”. Dat amuseerde de koning maar matig. Hij merkte dat een van zijn oudere adviseurs nadenkend een tijdje uit het raam had staan staren. Op de vraag van de koning of hij iets kon bedenken, antwoordde hij: “Ja, vroeger hadden we een medewerker die altijd alles wist te vinden. Meneer Persman kende het hele archief uit zijn hoofd. Als meneer Persman met verlof moest (hij wilde nooit) dan liep hij doelloos in een grijze overjas door de straten, en hij was pas weer blij als hij het archief in mocht”. De koning beval dat meneer Persman, die gepensioneerd was, ogenblikkelijk moest beginnen met zoeken naar wat kwijt was.

Aldus geschiedde. Meneer Persman meldde zich plichtsgetrouw bij het paleis. Na een paar uur meldde hij zich weer bij de koning. Hij had inmiddels een wat merkwaardige rustige uitstraling gekregen, een tikkeltje opgelucht zelfs. Zijn onderzoek was klaar en zijn rapportage was kort maar krachtig: “Na mijn pensionering zijn alle papieren archieven gedigitaliseerd. Het papier is vernietigd. Er is niets meer over van alle archieven die ik altijd wist te vinden”. Het leek alsof een last van meneer Persman’s schouders was gevallen. Hij had gelijk gekregen. Het papier was weg en dat had nooit moeten gebeuren. Dat had hij altijd al gezegd.

De koning begon zich nu toch wel grote zorgen te maken. Was er echt niemand die nog kon helpen? Hij vroeg het aan zijn adviseurs. Na een ongemakkelijk lange stilte nam een van hen enigszins schuchter het woord: “We zouden het misschien ook nog aan meneer Den Besten  kunnen vragen. Die heeft hier lang gewerkt en wist veel over de digitalisering van informatie”. Andere adviseurs schrokken zich een hoedje, want deze meneer was ooit weggestuurd nadat hij voor de zoveelste keer schuimbekkend de gangen van het paleis onveilig had gemaakt, ondertussen op onsamenhangende wijze Goethe-citaten uitschreeuwend.

Nood brak wet en meneer Den Besten werd uit de gesloten inrichting gehaald. Of hij misschien nog wist hoe we de informatie te voorschijn konden toveren? Dat was de verkeerde vraag. Hij ontstak onmiddellijk in een scheldpartij die moeilijk te verstaan was, maar die kort samengevat ongeveer als volgt ging: “Ik heb het al zolang gezegd! Ze snappen er niets van en ze willen het niet snappen! Die architecten begrijpen niets van een archief, die bestuurders willen het niet weten want die zijn te kortzichtig, en een beetje beveiligen van de informatie was ook al te duur. Ze denken er alles van te weten maar echt, ze weten helemaal niets! En gewoon eens te rade gaan bij een archivaris? Vergeet het maar! Daar zijn het veel te dure mensen voor. Ha ik zeg u! Ik heb jarenlang vergaderd, gepresenteerd, geschreven, mijn best gedaan en waarvoor meneer? Waarvoor? Ik vraag het u! Die Vögelein schweigen im Walde. Warte nur, balde. Ruhest Du auch!” Meneer Den Besten werd weer snel teruggebracht naar zijn beveiligde woonomgeving.  

Zo bleef het land zonder kaart. De koning was een illusie armer. Vreemd genoeg bleef het land toch wel redelijk functioneren. En dat was dan een geluk bij een ongeluk. En meneer Persman kon nu eindelijk echt met pensioen.

Categorieën
Filosofie

Wat is Verlichting eigenlijk?

De denkende mens

In zijn verhandeling  “Beantwortung der Frage: was ist Aufklärung?“ (“Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting?”), neemt Kant het standpunt in dat Verlichting bestaat uit het proces waarin de mens zijn onmondigheid ontstijgt omdat hij zelfstandig en onafhankelijk gaat nadenken. Het devies van de Verlichting is voor Kant dan ook: durf te denken. Sapere aude! Daarbij sluit Kant overigens wel mensen uit die volgens hem niet beschikken over voldoende verstand.

De mens is volgens Kant zelf schuldig aan zijn onmondigheid. De mens is namelijk geneigd tot luiheid en lafheid. Sterker nog, de mens houdt zelfs van deze passieve houding. Daardoor laat de mens het zich graag aanleunen dat een ander hem bevoogdt en leidt. Daarom, zo stelt Kant, zullen de meeste mensen zich niet uit zichzelf bevrijden. Daarvoor hebben ze een externe prikkel nodig. 

Kant stelt in zijn artikel echter ook dat de mens van nature geneigd is tot weetgierigheid. De mens is voor hem geen machine die slechts commando’s uitvoert.

Daarmee neemt hij een positie in die tegenstrijdig lijkt. Waarom zouden de meeste mensen immers, als zij gezegend zijn met een dergelijke intrinsieke aandrift, dan een externe prikkel nodig hebben? Dat lijkt op een druk op de knop van de machine die de mens nu juist niet is.

Als de mens beschouwd wordt als een strikt rationeel wezen, zou dat inderdaad een merkwaardige positie zijn. Het lijkt er echter op dat Kant de mens niet als zodanig beschouwt. Zijn paradox kan worden onderbouwd door het standpunt dat de mens vele eigenschappen bezit, die in tegenspraak met elkaar kunnen zijn, en die elkaar zelfs kunnen bevechten. Op deze manier wordt de mens beschouwd als een (deels) irrationeel wezen dat van tijd tot tijd een duwtje in goede richting nodig heeft. 

Leiderschap

Een groot deel van Kant’s verhandeling heeft betrekking op de vraag naar wat goed bestuur inhoudt. Kant stelt dat het getuigt van goed leiderschap als een monarch de mens activeert om onafhankelijk na te denken. Deze vrije gedachtenvorming kent echter volgens Kant wel belangrijke beperkingen. Hij maakt, om deze beperkingen uit te leggen, onderscheid tussen een publiek domein en een privédomein. 

Het publieke domein kent idealiter een volkomen vrije gedachtenuitwisseling tussen experts over belangrijke onderwerpen als godsdienst en wetgeving. Deze experts vormen ook de leiders van het onmondige volk. Daarom is dat vrije debat volgens Kant zo belangrijk. Er is anders geen sprake van vooruitgang: het mondig maken van de mens. Verlichte experts zetten de mens aan tot nadenken en behoeden de mens voor dwaalwegen.

Het privédomein is voor Kant het domein waarin de mens in zijn sociale context staat. Aan die context hangen de verplichtingen vast die de mens bijvoorbeeld heeft als burger, arbeider en lid van een kerk. Hierin, zo stelt Kant, moet de mens gehoorzamen en voldoen aan zijn plichten. Alleen zo kan de maatschappij functioneren als een gemeenschap. 

De conclusie van Kant is dat een wijze monarch zowel waakt over die gemeenschapszin en openbare rust, als over de bevrijding van zijn onderdanen van onmondigheid. 

Kant stelt dat zijn eigen tijdperk geen verlichte tijd is. Hij meent wel dat sprake is van een ontwikkeling waarin steeds meer mensen verlicht raken. Dat proces is echter bij lange na niet voltooid.  Kant besluit zijn verhandeling met de constatering dat zijn standpunt een belangrijke paradox bevat: hoe groter de vrijheid, des te belangrijker zijn de grenzen die daarbij niet overschreden mogen worden.

De handtekening van Immanuel Kant

Radicale Verlichting en presentisme

Er zijn historici die Kant op deze paradox aanvallen. Jonathan Israel is een belangrijk voorbeeld. Hij stelt dat de Verlichting een programma was waarin de mens zich bevrijdt van (geestelijke) onderdrukking, en waarin belangrijke politiek-filosofische standpunten als gelijkheid, vrijheid en democratie worden omarmd en gerealiseerd. Israel onderscheidt de radicale Verlichters, die zonder reserves streefden naar revolutie, van de gematigde Verlichters, die niet zover wilden gaan. Voor de radicalen was de monarch een sta-in-de-weg van de Verlichting, terwijl Kant de monarch juist beschouwde als de hoeder daarvan.

Jonathan Israel’s standaardwerk over de Radicale Verlichting

Kant behoort in deze categorisering van Israel duidelijk tot de gematigden. Hij zou het mijns inziens daarmee volkomen eens zijn. Kant schrijft immers zelf dat revoluties niets opleveren. De mens is volgens hem geneigd tot een langzame, gestage ontwikkeling, en niet tot plotselinge veranderingen. Kant zou het ook eens zijn met de wijze waarop Israel het begrip “Verlichting” hanteert. Voor hem is het geen benaming voor een historiografische periodisering. Het is een politiek-filosofisch programma.

Er valt veel op Israel’s positie af te dingen als ze wordt beschouwd vanuit historiografisch oogpunt.  Zijn geschiedschrijving is doordrenkt van een politiek-filosofische stellingname die meer te maken lijkt te hebben met een actueel debat dan met de 18e eeuw. In de laatste decennia lijkt de opmars van universele waarden als mensenrechten en globalisering gestuit te worden. Israel ziet dit als een bedreiging.

Dat is een standpunt waar ik me in kan vinden. Het is echter wel zo dat het leggen van morele en ethische rasters over het verleden het risico in zich bergt dat het verleden gebruikt wordt om een punt te maken in een actueel debat. Israel kan zich naar mijn mening niet losmaken van dit presentisme.   

Categorieën
Schaken

Jan Brokken en ik. Op zoek naar Paul Keres (6/6)

Onze correspondentie is nog steeds op Jan Brokken’s webpagina te lezen. Ze luidt als volgt.

Beste Jan Brokken,

Als schaker, historicus, recent enthousiast lezer van Baltische Zielen en reiziger door de Baltische Staten ben ik gefascineerd geraakt door de Estse nationale schaakheld Paul Keres.

Die is, net als de historische personages in Baltische zielen, een man met een bewogen leven. Voor 1940 is hij al een nationale sportheld en een wereldkampioenskandidaat. In de oorlogsjaren schaakt hij eerst in de Sovjet-Unie en vanaf 1941 in Duitsland. In de zomer van 1944 gaat hij vanuit het veilige Zweden naar Tallinn om zijn familie redden. De boot die hen zou komen redden (samen met bijvoorbeeld leden van het kabinet) komt nooit aan. Hij blijft met zijn familie achter in Estland. Hij wordt echter niet gedeporteerd of gevangen gezet zoals zoveel lotgenoten. Hij moet schaken voor de Sovjet-Unie. Het gerucht gaat al jaren onder schakers dat hij zich heeft gered door een deal met de machthebbers: hij schaakt voor de Sovjet-Unie maar belooft dat hij nooit wereldkampioen wordt. Hij doet decennia mee aan toptoernooien in de wereld en behoort tot de Sovjet-schaakelite.

In 1975 overlijdt hij op 59-jarige leeftijd in Helsinki, op terugreis van een schaaktoernooi in Vancouver, aan een hartaanval. Hij krijgt een staatsbegrafenis in Tallinn. Hij was in 1962 sportman van het jaar in de Sovjet-Unie. Na 1991 wordt hij ook vereerd als nationale held in Estland, met vele standbeelden en nu dit jaar (zijn 100e geboortejaar) ook met postzegels en een euroherdenkingsmunt. Hij is dus zowel een held geweest ten tijde van de bezetting als in het onafhankelijke Estland. Dat lijkt me bijzonder.

Ik zit eraan te denken om, als ik de tijd kan vinden, te gaan schrijven over Paul Keres.

Maar het lijkt me een persoon die geknipt zou zijn geweest om op te nemen in Baltische zielen. Heeft u dat ooit overwogen?

Vriendelijke groet,

Frans Smit

Antwoord van Jan Brokken:

Erg interessante mail, waarvoor veel dank. Ik heb wel eens over Paul Keres gehoord, in de zin van: een beroemde schaker uit Estland die in 1939 onze nationale trots Max Euwe versloeg. Maar zijn troebele geschiedenis kende ik niet. Tijdens de nazi-bezetting van Estland heeft hij aan toernooien in Nazi-Duitsland deelgenomen. Ook vanuit Ests oogpunt bezien was dat collaboratie. Het mag een wonder heten dat de Sovjets dit later door de vingers zagen: ze konden Keres kennelijk heel goed gebruiken.Tragisch is zijn mislukte vlucht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben 30.000 Esten geprobeerd in bootjes de Oostzee over te steken om te ontsnappen aan de Sovjet-heerschappij en later in de oorlog aan de nazis. Zweden heeft bijna al deze vluchtelingen teruggestuurd. Paul Keres zou zeker een hoofdstuk in Baltische zielen waard zijn geweest. Hoewel ik veel moeite zou hebben gehad om enig begrip bij de lezers te wekken voor een grootmeester die zich eerst voor het nazi-karretje liet spannen en vervolgens voor de Sovjet-Unie uitkwam. In beide gevallen kon hij moeilijk anders, maar moedig is hij beslist niet geweest. Ik zou graag een zoon of een dochter van hem willen spreken. Hoe kijkt zijn familie aan tegen zijn handelwijze? Kunnen zij het verklaren? Het antwoord zal ongetwijfeld fascinerend en beklemmend zijn.

De vraag staat nog steeds open.

Ik heb nog immer een plan om een boek over Paul Keres te schrijven. Geen schaakboek, want daar zijn er veel van. Paul Keres heeft bovendien zelf veel over zijn schaakavonturen geschreven. Hij heeft ook een aantal schaakleerboeken geschreven die als standaardwerken gelden. 

Het standaardwerk over Paul Keres, Meie Keres

Ik denk meer aan een volwaardige biografie. Is er dan geen biografie over Paul Keres? Ja, die is er. Hij is geschreven door zijn vriend en bewonderaar Valter Heuer (die al in de vorige blogs is geciteerd). Hij heeft een lijvig boek over Paul Keres geschreven, met als titel “Meie Keres”. De vertaling van die titel is “Onze Keres”. Die titel is denk ik veelzeggend over het perspectief van Heuer. Maar dat is een vermoeden. Ik heb het boek in huis. Ik heb het echter nog niet gelezen. Daarvoor moet ik eerst een cursus Ests volgen. 

De volgende uitdaging

Een nieuwe biografie zou geschreven kunnen worden vanuit de vraag hoe het toch kan dat Keres zo’n heldenstatus had, en nog steeds heeft. Wat is zijn “functie” als held voor het hedendaagse Estland? Wie heeft er baat bij bijvoorbeeld? En waarom? Het zijn boeiende vragen die misschien beter door een buitenstaander kunnen worden onderzocht.

Ik sluit mijn serie blogs over Paul Keres (voorlopig?) af met de volgende overwegingen:

  1. Paul Keres komt op me over als een zeer sympathieke, elegante, doch redelijk kleurloze persoon. Dit imago doet me denken aan wat Fellini ooit over Marcello Mastroianni gezegd zou hebben. Fellini merkte op dat Mastroianni voor hem een ideale acteur was omdat hij geen uitstraling had. Daarom kon hij hem allerlei soorten personages laten spelen. Is misschien iets dergelijks aan de hand met de mythevorming van Paul Keres? Aangezien hij zich nooit echt in het publiek heeft uitgesproken over politiek bijvoorbeeld (een overlevingsstrategie), kan een ieder zijn/haar beeld op hem projecteren. Je kunt net zo makkelijk een held als een laffe meeloper van hem maken. Dat zegt dan niet veel over Paul Keres, maar wel alles over de mensen die hem goed kunnen gebruiken.
  2. Nederlanders denken vaak heel goed te weten wie goed is, en wie niet. Dat komt m.i. voornamelijk doordat de meesten niet nadenken, zich niet inleven in anderen en zelf eigenlijk niet veel hebben meegemaakt. Om het iets academischer uit te drukken: Nederlanders zijn snel geneigd om morele rasters over de geschiedenis heen te leggen, en om op basis daarvan een ongezouten mening te geven. Het is onmogelijk om over een fascinerend persoon en een overlever als Paul Keres op een oprechte en goed onderbouwde manier een dergelijk absoluut ethisch oordeel te vormen.

Categorieën
Algemeen Informatietheorie

Drie wegwijzers

Om enigszins wezenlijk in contact te blijven met de collega’s, is wederom het initiatief genomen om een estafettemail te maken. Dit keer staat niet de coronacrisis centraal, maar de boeken en muziek die voor jou van belang zijn geweest. In de afgelopen week was het mijn beurt. Hieronder volgt, in licht gewijzigde versie, mijn bijdrage.

Onlangs heb ik een mooi begrip bijgeleerd: het archimedisch punt. Dat is een metafoor voor een onbetwijfelbaar ankerpunt voor theorieën en overtuigingen. Je kunt zo’n startpunt ook beschouwen als prisma, of als wegwijzer. Hieronder treffen jullie drie van mijn wegwijzers aan.

In de Bovenkooi

Ik was 14 jaar oud, was overgegaan naar Atheneum 4, en had begrepen dat we literatuur moesten gaan lezen. Maar dat hadden we thuis niet in de boekenkast staan. Ik ging daarom naar boekhandel Overbosch in Enkhuizen en stelde de vraag: “Heeft u ook literatuur?”. Gelukkig trof ik een begripvolle verkoopster en na wat heen en weer gepraat pakte ze een boek van de plank. Ze raadde me aan om daarmee te beginnen. Het was In de bovenkooi van Maarten Biesheuvel.

Het is niet het beste boek dat ik ooit gelezen heb, maar het was wel een fantastische wegwijzer. Ik betrad totaal nieuwe werelden. Het debuut van Biesheuvel vliegt alle kanten op. Het gaat over brommers en stormen op zee, over tanker cleaning, over tragisch afgelopen scholierenliefdes, en, onvermijdelijk bij Biesheuvel, over psychiatrische inrichtingen. Sommige verhalen lijken zo weggelopen te zijn uit een bundel van Tsjechov. En er staat ook een lijst van schepen in, die afgekeken is van Homerus.  En altijd speelt dat ongelukkige brilletje een belangrijke rol.

De Barbaren

Zo’n jaar of 15 geleden begon ik na te denken over de volgende paradox: ik ben ict-er én ik ben archivaris, maar ict-ers en archivarissen begrijpen elkaar totaal niet. Hoe kan dat? Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat ICT-ers geen goed begrip hebben van de betekenis van het bestaan van informatie (ontologie), terwijl archivarissen geen goed begrip hebben van het ontstaan en van het verwerken van informatie (functie).

Dat lijkt een fraai inzicht. Maar daarna leerde ik dat dit eigenlijk schijnproblemen zijn. Dat heb ik te danken aan De Barbaren van Alessandro Baricco. Baricco, een Italiaanse schrijver en filosoof, schrijft dat “begrijpen” en “diepgang” tegenwoordig niet meer belangrijk zijn. Het gaat tegenwoordig om het vinden van correlaties op de oppervlakte. Oorzaak-gevolg denken is passé.  Dat is een relict van het 19e-eeuwse burgerlijke beschavingsideaal, dat in het google-tijdperk ten onder is gegaan. 

Baricco betoogt dat zowel subject als object een mutatie hebben ondergaan. Dat is een intrigerende gedachte.  Hij beschrijft dat de grond onder je voeten verandert. Daarom moet je grondig veranderen om te kunnen overleven. De macht is aan de barbaren: de vreemdelingen die wel in het landschap gedijen. In 2014 schreef ik daarom dat archiefinspecteurs kieuwen moesten krijgen om te kunnen blijven ademen.

Tijdens een presentatie die ik dat jaar hield bij de ICA in Brussel werden ze er bang van. En dat begreep ik dan weer niet. Het is toch superboeiend om getuige en deelgenoot te zijn van de meest grondige transformatie die ons vakgebied ooit heeft gekend?

Alessandro Baricco is in de afgelopen 10 jaar een grote professionele inspiratie geweest, naast die andere Italiaanse wegwijzer: de informatiefilosoof Luciano Floridi. Overigens heeft Baricco vorig jaar een opvolger geschreven: The Game. Dat moet ik nog lezen.

Revolver

Het duurt slechts 35 minuten en 1 seconde, het is opgenomen met een 4-sporen bandrecorder en het is gemaakt in 1966: Revolver. Het geldt nog steeds als het archetype van een goede popplaat. Voor mij is Revolver het startpunt geweest om allerlei andere muziek te leren kennen. Het is de wegwijzer geweest naar Bach en Schubert, naar wereldmuziek, rock, soul, gezellige schlagers, psychedelica en techno. Het staat er allemaal op. En de teksten bestrijken een breed spectrum van de menselijke conditie: slapeloosheid, eenzaamheid, verlangen, afwijzing, uitstelgedrag, pretentieloze onzin, dood, eeuwige wederkeer, liefde, zonneschijn en belastingen. En vergeet ook de hoes niet: een mooie collage van grafisch ontwerper Klaus Voormann.

Ik heb 6 exemplaren van Revolver. En ik wacht met smart op die nieuwe remix, inclusief Dolby Atmos-versie. Maar dat zal er wel van komen, ergens in de komende jaren.

Categorieën
Schaken

Een ingewikkeld vaderland. Op zoek naar Paul Keres (4/6)

Sinds maart is ons dagelijks leven flink door elkaar geschud. Een grote, wereldomspannende, gebeurtenis is direct in ons privé-leven gedrongen. Dat is voor de Nederlanders van mijn generatie een nieuwe collectieve ervaring. Wij hebben geen oorlogen, natuurrampen of dictaturen meegemaakt. Economische crises, zoals die in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, en in de jaren na 2008, komen er nog het dichtste bij. Maar tot op heden is een groot deel van onze bevolking gezegend met een relatief beschermd leven, waarin geklaagd wordt over onderwerpen waar driekwart van de wereldbevolking jaloers op zou zijn. Wat we nu ervaren is misschien wel een breuk. Dit virus kan, samen met de nog veel grotere impact van klimaatveranderingen, ons leven voortaan beslissend bepalen.

Estland is, veel meer dan Nederland, gewend aan het doorstaan van ingrijpende ontwikkelingen. Het is een land dat tot nu toe slechts 50 jaar onafhankelijkheid heeft gekend. De rode draad van de geschiedenis van Estland is dat het werd overheerst door alle nabijgelegen machten. Het is bezet geweest door Duitsers, Zweden, Polen en Russen. De laatsten waren in de 20e eeuw vermomd als de Sovjet-Unie.

In the Crosswind (2014).

In de 19e eeuw nam, zoals praktisch overal in Europa, het nationalisme ook in Estland toe. Estland behoorde toen tot het Russische tsarenrijk. De Eerste Wereldoorlog zag eerst de implosie van dat Russische rijk. Daarna volgde de ondergang van het Duitse keizerrijk. In dat machtsvacuüm slaagde Estland erin onafhankelijk te worden. Die onafhankelijkheid werd behouden tijdens een oorlog met de bolsjevieken. In tegenstelling tot Oekraïne wist Estland onafhankelijk te blijven. In 1921 trad het toe tot de Volkenbond. Estland werd een parlementaire democratie. De 19e-eeuwse nationalistische droom kwam uit.

Estland wist de onafhankelijkheid tot 1940 te bewaren. De democratie werd wel geslachtofferd. In 1934 werd de noodtoestand afgekondigd met als motivatie dat de fascistische beweging een te grote bedreiging werd. Daarmee werd Estland een autocratie, net als andere Europese landen als Polen, Hongarije en Oostenrijk.

In 1939 sloten Nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland het verdrag dat de geschiedenis is ingegaan als het Molotov-Ribbentrop pact. Onderdeel van dat akkoord was dat Midden-Europa door de twee herrezen grootmachten in invloedssferen werd verdeeld. Estland kwam terecht in de Russische invloedssfeer. In 1940 werd het dan ook geannexeerd door de Sovjet-Unie. 

Esten herinneren zich die eerste periode van Sovjet-bezetting als vol van terreur. Tegenstanders werden uit de weg geruimd. In juni 1941 vond een deportatie plaats van ruim 10.000 Esten naar Siberië. In 2014 is daarover een even prachtige als huiveringwekkende film gemaakt: In the Crosswind. Het is een bijzondere film die opgebouwd is uit een reeks tableaux-vivants. 

Vrij snel na deze massadeportatie viel Nazi-Duitsland de Sovjet-Unie aan. Estland werd vanaf augustus 1941 bezet door de Duitsers. Het waanidee van sommige Esten dat dit kansen bood om de onafhankelijkheid te verkrijgen, werd snel ontzenuwd. De Duitsers waren slechts geïnteresseerd in Estland als een wingewest.

Bovendien pleegden de Duitsers, net als overal in Midden- en Oost-Europa, door middel van hun Einsatzgruppen, grootschalige massamoord op Joden, Roma, gehandicapten en politieke tegenstanders. Het aantal liep op tot boven de 30.000. Ruim 3.000 Joden konden nog vluchten naar de Sovjet-Unie. De eerste acht maanden van de Duitse bezetting zijn de meest bloedige van de hele Estse geschiedenis geweest. Veel Esten waren ook vatbaar voor het nazisme. De Duitsers wisten Esten te werven voor hun Einsatzgruppen

Boot waarmee in 1944 een vluchtpoging naar Zweden is gemaakt.
Vabamu museum of occupations and freedom, Tallinn.
Foto: Frans Smit

Na krap drie jaar Duitse bezetting kwam in 1944 het Rode Leger terug. In 1943 hadden de Geallieerden afspraken gemaakt over de verdeling van Europa. Afgesproken werd dat de Baltische staten wederom onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie van Stalin zouden vallen. Wat wij in het Westen doorgaans als bevrijding aanmerken, is door veel Esten ervaren als een nieuwe bezetting. 80.000 van hen vluchtten. Net als de Engelandvaarders, en veel later de Vietnamezen, werden veel Esten bootvluchteling. Zij trachtten over het water Zweden te bereiken. Er werd ook verzet gepleegd. Tot in de jaren 50 was in Estland, zoals ook in andere Midden-Europese Sovjetrepublieken zoals Oekraïne en Litouwen, een verzetsbeweging actief. 

Estland leed onder het stalinisme. In 1949 herhaalde zich op nog grotere schaal wat in 1941 al gebeurd was: een deportatie van circa 20.000 Esten naar Siberië. Daarnaast ondergingen de Baltische staten ook een russificatie. Het aandeel Russen onder de bevolking nam toe. En de culturele dominantie was ook evident. Een klein voorbeeld: Paul Keres werd doorgaans op zijn Russisch geadresseerd als Paul Petrovich Keres. Het gebruik van een patroniem is ongebruikelijk in Estland. 

Alle Baltische staten hebben een museum over de periode die ze aanduiden als het tijdperk van de bezettingen. Dat duurde van 1940 tot 1990. Het wordt zo ongeveer beleefd als in Nederland de jaren 1940-1945 worden ervaren. Alleen duurde de bezetting van het Balticum tien keer zo lang. 

De ingang van het Vabamu-museum.
De koffers verbeelden de deportaties in 1941 en 1949.
Vabamu museum of occupations and freedom, Tallinn.
Foto: Frans Smit

Vooral het museum in Litouwen, in de hoofdstad Vilnius, is ronduit luguber. Het is gevestigd in het voormalige KGB-hoofdkwartier. Het geeft een indringend beeld van de martelpraktijken. Het geeft ook een duidelijke indruk van het perspectief van waaruit teruggekeken wordt. De langdurige bezetting wordt neergezet als een antithese van het heden. Nu zijn de burgerlijke vrijheden en de parlementaire democratie wel geborgd.

De kleine landen van Europa werden in de 20e eeuw overvallen door de twee wereldoorlogen. Estland was een speelbal van totalitaire regimes in Rusland en Duitsland. Het was een lot dat de bevolking voor een groot deel overkwam, op een manier die wij ons moeilijk uit eigen ervaring kunnen voorstellen. 

Paul Keres groeide op toen Estland onafhankelijk was. Net als alle andere Esten werd hij meegezogen in de lotgevallen van zijn land. Hij moest bijvoorbeeld ook beslissen over al of niet vluchten. Hoe doorstond hij de jaren veertig? Welke keuzes maakte hij? Daarover gaat de volgende aflevering in deze serie.

(wordt vervolgd)

Noot

De informatie uit deze blog is gebaseerd op: Andrejs Plakans, A Concise History of the Baltic States, Cambridge University Press, 2011. Daarnaast is gebruik gemaakt van Wikipedia.