Iedereen heeft wel eens tijden beleefd waarin overleven centraal staat. Je komt dan aan weinig anders meer toe. Het is gedurende zo’n periode al knap als je voor elkaar krijgt dat het leven niet erger wordt dan het is.
Het kan gebeuren dat je in overlevingsstand moet omdat er in je omgeving dingen gebeuren waar je weinig aan kunt doen. Denk aan oorlogen, rampen, staatsterreur of hongersnood.
In de vorige blog heb ik een korte schets gegeven van wat Estland overkwam vanaf de jaren ‘40. In 1940 was Paul Keres 24. Ik denk dat zijn leven in die jaren zo door elkaar is geschud dat hij permanent in overlevingsmodus verkeerde.
De kans is groot dat zijn leven daardoor danig bekort werd. Vanaf begin jaren ‘60 had hij medicijnen tegen hoge bloeddruk. In 1975 werd een hartaanval hem fataal. Hij was nog maar 59 jaar.
1940
In 1940 was het onduidelijk wie Aljechin mocht uitdagen voor het wereldkampioenschap. In 1938 was de ongelukkige Salo Flohr afgevallen. De Tsjech was, vanwege de annexatie van zijn land door Nazi-Duitsland, gevlucht naar de Sovjet-Unie. Hij was al zijn bezittingen kwijt.
De voornaamste kandidaten waren daarna Botvinnik en Keres. Zij werden in 1940 landgenoten doordat de Sovjet-Unie Estland had geannexeerd. Keres nam dat jaar deel aan het kampioenschap van de SU. Hij werd vierde. Mikhail Botvinnik was met een zesde plaats nog minder succesvol. Laatstgenoemde weet dat aan de gebrekkige speelomstandigheden. Een bekende reflex bij schakers.
Botwinnik was onder andere niet gecharmeerd van het enthousiasme dat het publiek aan de dag legde voor de elegant geklede Keres, wiens verschijning in groot contrast stond met wat toentertijd in de Sovjet-Unie gebruikelijk was. Na Keres’ eerste overwinning applaudisseerde onder andere componist Sergei Prokofiev wel erg hard. Botvinnik zorgde er daarom voor dat applaus voortaan verboden werd.
Hij kreeg ook voor elkaar dat er een extra meerkamp werd gehouden: het toernooi om de titel van ”Absolute Kampioen van de USSR“. Dat werd wel door Botvinnik gewonnen. Keres werd tweede. Daardoor werd Botvinnik de facto wereldkampioenschapskandidaat.
Ondertussen kroop Keres door het oog van de naald toen hij tijdens het toernooi een grapje maakte over worstjes die in een Moskouse etalage lagen. Die worstjes waren van hout. Dergelijke grapjes konden in die tijd een doodvonnis betekenen. Dat werd Keres vermoedelijk bespaard omdat de opmerking toen niet in de openbaarheid kwam. De Letse schaakkampioen Vladimirs Petrovs overkwam dat wel. Hij werd veroordeeld omdat hij kritische opmerkingen had gemaakt over de lage levensstandaard in de Sovjet-Unie. De arme Petrovs overleed in 1943 in een Siberisch strafkamp.
1941-1944
In 1941 trouwde Paul Keres met Maria Riives. Hij studeerde wiskunde en probeerde met schaken de kost te verdienen. In dat jaar raasde de wereldgeschiedenis voor de tweede keer in korte tijd over Estland. Nazi-Duitsland viel de Sovjet-Unie aan en bezette, op weg naar Leningrad, in snel tempo de Baltische Staten.
In deze bezettingsjaren bleef Keres met schaken de kost verdienen. Een enkele keer deed hij mee aan een schaaktoernooi. In 1943 speelde hij in Praag tegen Aljechin, die hem meermalen uitnodigde om een match om het wereldkampioenschap te spelen. Keres weigerde echter.
Uiteraard was zijn persoonlijke veiligheid nooit echt gegarandeerd. Estland was onderdeel van wat de historicus Timothy Snyder later de Bloodlands heeft genoemd: het Midden-Europa dat gemangeld werd tussen Hitler en Stalin. Niemand was veilig.
Paul Keres had het enorme geluk dat hij niet hoefde te vechten in het leger omdat hij als kind een handblessure had opgelopen. En een vriend heeft hem gered van een Duits executiepeloton door de commandant ervan te overtuigen dat het heel erg dom zou zijn om een wereldtopper als Keres dood te schieten.

1944
Het verhaal gaat dat Keres in 1943 aan Aljechin gevraagd zou hebben wat er met hem zou gebeuren als hij in handen van de bolsjewieken zou vallen. Het antwoord was: die maken je zonder pardon een kop kleiner.
In 1944 drong het Rode Leger de Duitsers snel terug. Voor veel Esten was dat een slecht voorteken. Wat ons voorkomt als een bevrijding, werd door hen gezien als een bedreiging. Daarom vluchtten zij in tienduizenden over zee naar Zweden. Curieus genoeg maakte Keres in die weken de tegenovergestelde reis. Hij nam deel aan een schaaktoernooi in Zweden, maar hij ging terug naar Estland. Zijn doel was om samen met zijn vrouw alsnog te vluchten.
Het is nooit tot een vlucht gekomen. Maria en Paul zouden met een aantal andere prominente Esten per boot vluchten. Voor Maria hoefde het niet, maar Paul wilde naar het westen. De boot kwam echter niet. Het gevolg was dat iedereen achterbleef en in handen viel van het Rode Leger.
De meeste medevluchtelingen eindigden in gevangenschap. Dat is Keres echter niet overkomen. Op de een en of andere manier ontkwamen zijn vrouw en hij aan dat lot. Keres bleef in Tallinn, ging schaakles geven en bleef zoveel mogelijk onder de radar. Hij was in levensgevaar. Zoveel was duidelijk. Hij kreeg regelmatig bezoek van geheim agenten van de NKVD.

1945-1948
Het was, gezien de omstandigheden, een wonder dat hij nog niet was gevangen gezet, gedeporteerd of erger. In 1945 ondernam Keres een poging om gerehabiliteerd te worden. Hij schreef een bedelbrief aan het oppermachtige politbureau-lid Molotov, waarin hij verzocht om weer deel te mogen nemen aan het schaakleven in de Sovjet-Unie. Hij had daarbij een beschermheer in de persoon van de Estse partijleider Karotamm.
In de daaropvolgende jaren mocht hij meer en meer deelnemen aan schaakactiviteiten. Zo gaf hij in 1946 een simultaan op een marineschip. Hij mocht niet meedoen met de beroemde schaakmatch USSR-USA in 1945 (per telexverbinding). En hij mocht ook niet deelnemen aan het eerste grote na-oorlogse schaaktoernooi: Groningen 1946.
In 1947 werd hij echter toegelaten tot het kampioenschap van de Sovjet-Unie. Hij werd meteen kampioen. Daardoor stelde hij zich, na alle voorgaande moeilijke jaren, duidelijk weer kandidaat voor het wereldkampioenschap.
Je kunt zeggen dat Paul Keres daarmee gerehabiliteerd was. Maar hij moest nog wel een open brief incasseren, ondertekend door vele Sovjet-meesters en grootmeesters, waarin hij beschuldigd werd van anti-sovjetactiviteiten. Dit soort publieke beschuldigingen kwamen onder het stalinisme vaak voor.
Daarna bleef Paul Keres een vreemde eend in de bijt van het Sovjet-schaken. Hij verschool zich achter een muur van ironie, van vriendelijke distantie en van zwijgzaamheid over zijn lotgevallen.
In 1948 maakte Karel van het Reve Paul Keres mee. Van het Reve schrijft: “Ik heb Stalin in de open lucht gezien. Dat was op 1 mei 1948, op het Rode Plein. Hij stond op het mausoleum, ik stond op de tribune waar belangrijke buitenlandse gasten en diplomaten op staan. Naast mij stond onder andere de schaker Paul Keres. Toen de parade voorbij was zei hij: ‘Na, gehen wir bridgen.’”
Paul Keres heeft geleefd in twee landen die zo ongeveer in alles van van elkaar verschilden: het land waarin hij opgroeide en het land dat bezet werd door Duitsland en de Sovjet-Unie. Allebei Estland.
Toen hij in 1975 overleed, wonden de Sovjet-autoriteiten er geen doekjes om. De schrijver van het in memoriam in 64, het beroemde schaakmagazine van de Sovjet-Unie, werd door het Sovjet-sportcomité op het hart gedrukt dat de dood van Paul Keres een groot verlies was voor Estland. Maar niet voor de Sovjet-Unie.

De distantie en de zwijgzaamheid van Paul Keres zouden wel eens het gevolg kunnen zijn van de overlevingsmodus, waarin hij decennia lang geleefd moet hebben.
Boris Spassky merkte op dat het voor Paul Keres onmogelijk moet zijn geweest om alles te vergeten.
Als je op een smal koord moet dansen om te overleven, hoe kun je dan alles richten op het smalle pad naar de wereldtitel?
(wordt vervolgd)
Deze blog is gebaseerd op de volgende publicaties:
- Bernard Cafferty and Mark Taimanov, The Soviet Championships, New York, 1998.
- Joosep Grents, Paul Keres IV: The War Years. https://chess24.com/en/read/news/paul-keres-iv-the-war-years
- Valter Heuer, The troubled years of Paul Keres, The Great Silent One, in: New in Chess, 1995/4, p.78-88.
- Karel van het Reve, Verzameld werk 5, Amsterdam, 2010. p. 92. (met dank aan PeeWee van Voorthuijsen)
- Genna Sosonko, In a silent way, in: New in Chess, 2007-8, p. 76-83.