Het binaire keurslijf
De wereld zoals deze zich voordoet, en zoals deze zich heeft voorgedaan, laat zich nooit ten volle communiceren. En dat kan dus ook niet bij digitale communicatie. De wereld wordt gecomprimeerd en door een binair keurslijf geperst om op een andere plek en op een ander moment gesimuleerd te kunnen worden.
Die simulatie maakt op zijn beurt weer onderdeel uit van de wereld. En omdat wij tot die wereld behoren, maakt ze ook onderdeel uit van ons. Daarom is ons leven in de infosphere zo fundamenteel anders geworden.
Het binaire denken dat ten grondslag ligt aan digitalisering zorgt voor verlies van informatie. Volgens Sybille Krämer zijn klachten over de negatieve gevolgen van dit soort verlies aan informatie niet nieuw. De eerste cultuurpessimistische opvatting in deze komen we al tegen bij Plato. In diens Phaedrus wordt geklaagd dat het schrift verre inferieur is aan het originele gesproken woord. Alle kleur, dictie, volume, non-verbale reacties van de toehoorders etcetera valt immers weg.
Plato had het internet vast niet verwelkomd als een grote vooruitgang.
Maar hoe erg is dat eigenlijk, die vervlakking, die verlies van informatie? Plato’s getreur is zeker actueel. De kwaliteit van informatie op onze schermen is vaak, ondanks de wonderbaarlijke technologische vooruitgang, niet groot. Iedereen die gebruik maakt van videobellen, kan daarover meepraten.
Het is het offer om zo plaats- en tijdonafhankelijk mogelijk te kunnen communiceren. En het is momenteel ook het offer dat we moeten brengen om gezond te blijven en om tegelijkertijd in contact te blijven met vrienden, familie en collega’s.
Maar het gaat niet alleen om offers. Digitalisering zorgt ook voor het verdwijnen van menig vervelend ongemak in het werkend bestaan. Daarom geef ik als afsluiting van dit drieluik, dat immers een lof op de vervlakking is, een praktisch voorbeeld van de zegeningen van het tijdperk van hyperhistory: de bevrijding van de kantoorwerker.
Afscheid van de intensieve menshouderij
Recent onderzoek wijst uit dat het welzijn van werknemers gedurende de pandemie een piek heeft doorgemaakt. De oorzaak daarvan is het thuiswerken. Het ziet er naar uit dat veel kantoorhaters niet meer terug hoeven te gaan naar de routines van het werkend leven van weleer. Het “hybride”, locatieonafhankelijke, werken wordt bijvoorbeeld na het gehoopte einde van de pandemie “het nieuwe normaal” voor rijksambtenaren.
Veel kantoorwerkers zullen dus voorgoed bevrijd zijn van de intensieve menshouderij in betonnen megastallen, inclusief bijbehorend dagelijks massatransport.
Hier en daar bestaat nog weerstand van managers die nog los moeten komen van de obsessieve controledrift die ze hebben opgelopen op basis van het Scientific Management van Taylor, en de talloze varianten die daarop zijn gevolgd. Maar dat komt wel goed. Dat is het afschudden van de veren van een voorbijgegaan tijdperk.
In plaats daarvan komt het locatieonafhankelijk werken. Dat maakt het mogelijk dat de mens, en niet de plek, centraal komt te staan. Alexia Cambon pleit in een recent artikel in The Guardian voor een nieuwe benadering van werken: van office-centred naar behaviour-centred. Met andere woorden: van het oude paradigma van locatiegerichtheid naar het nieuwe paradigma van mensgerichtheid.
Een andere indicatie voor de onontkoombare ontwikkeling naar locatieonafhankelijk werken is dat thuiswerken in het publieke debat steeds meer beschouwd wordt als een recht. Onlangs leverde een peiling van de NPO1 radio de uitslag op dat 52% van de respondenten het thuiswerken bij voorkeur als zodanig beschouwt. Bovendien ligt er momenteel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer met de fraaie werktitel “Werken waar je wilt”.
Thuis is een mentale staat
Without going out of my door, I can know all things on earth. Het is een ongekende ontwikkeling. We leven in een nieuw tijdsgewricht: het begin van het tijdperk van hyperhistory. Locatieonafhankelijk werken past er perfect in.
Mensen die het gehad hebben met het verplichte verblijf in kantoorgebouwen met steriele flexplekken, creativiteitdodende vergaderzaaltjes met plakkertjessessies en slechte koffie, en met een forensenverkeer dat bestaat uit filerijden dan wel uit het opeengepakt zittend of staand doorstaan van een verplicht tweemaaldaags verblijf in een stinkende en lawaaiige treincoupé, voelen het tijdperk van hyperhistory, en de kansen in de infosphere goed aan.
En als je echt, wat ik me niet kan voorstellen, de kantooromgeving mist, deze beschouwt als je natuurlijke habitat, of die ziet als een onmisbare vluchtheuvel in een verder getroebleerd bestaan, dan kan die natuurlijk ook digitaal vervlakt gesimuleerd worden. Er worden daartoe serieuze pogingen gedaan, bijvoorbeeld door adviesbureau Deloitte. Het doet me denken aan het imiteren van het afspelen van een videoband in een livestream.
De essentie van de verandering is overigens niet dat kantoren overbodig worden. Er zijn mensen die daadwerkelijk het frequente fysieke samenzijn met collega’s missen. Er zijn ook veel kantoorwerkers die thuis hun werk niet goed kunnen doen omdat de huiselijke omstandigheden zich daar slecht toe lenen. Er zijn ook mensen bij wie het lange verblijf thuis kan leiden tot gevoelens van sociaal isolement, en zelfs tot eenzaamheid.
De essentie van de verandering is dat je thuis voelen op je werk steeds minder een plaatsgebonden gevoel en steeds meer een mentale staat wordt. Toegesneden op de mens, en niet op de plek. Je thuis wordt dan die plek in de infosphere waar je je goed voelt en waar je dus ook je werk goed kunt doen.
Of zoals James Baldwin het omschreef: “Perhaps home is not a place but simply an irrevocable condition.“
(slot)