Categorieën
Filosofie Informatietheorie

Lof der Vervlakking (3/3)

Het binaire keurslijf

De wereld zoals deze zich voordoet, en zoals deze zich heeft voorgedaan, laat zich nooit ten volle communiceren. En dat kan dus ook niet bij digitale communicatie. De wereld wordt gecomprimeerd en door een binair keurslijf geperst om op een andere plek en op een ander moment gesimuleerd te kunnen worden.

Die simulatie maakt op zijn beurt weer onderdeel uit van de wereld. En omdat wij tot die wereld behoren, maakt ze ook onderdeel uit van ons. Daarom is ons leven in de infosphere zo fundamenteel anders geworden.

Het binaire denken dat ten grondslag ligt aan digitalisering zorgt voor verlies van informatie. Volgens Sybille Krämer zijn klachten over de negatieve gevolgen van dit soort verlies aan informatie niet nieuw. De eerste cultuurpessimistische opvatting in deze komen we al tegen bij Plato. In diens Phaedrus wordt geklaagd dat het schrift verre inferieur is aan het originele gesproken woord. Alle kleur, dictie, volume, non-verbale reacties van de toehoorders etcetera valt immers weg.

Plato had het internet vast niet verwelkomd als een grote vooruitgang.

Maar hoe erg is dat eigenlijk, die vervlakking, die verlies van informatie? Plato’s getreur is zeker actueel. De kwaliteit van informatie op onze schermen is vaak, ondanks de wonderbaarlijke technologische vooruitgang, niet groot. Iedereen die gebruik maakt van videobellen, kan daarover meepraten.

Het is het offer om zo plaats- en tijdonafhankelijk mogelijk te kunnen communiceren. En het is momenteel ook het offer dat we moeten brengen om gezond te blijven en om tegelijkertijd in contact te blijven met vrienden, familie en collega’s.

Maar het gaat niet alleen om offers. Digitalisering zorgt ook voor het verdwijnen van menig vervelend ongemak in het werkend bestaan. Daarom geef ik als afsluiting van dit drieluik, dat immers een lof op de vervlakking is, een praktisch voorbeeld van de zegeningen van het tijdperk van hyperhistory: de bevrijding van de kantoorwerker.

Afscheid van de intensieve menshouderij

Recent onderzoek wijst uit dat het welzijn van werknemers gedurende de pandemie een piek heeft doorgemaakt. De oorzaak daarvan is het thuiswerken. Het ziet er naar uit dat veel kantoorhaters niet meer terug hoeven te gaan naar de routines van het werkend leven van weleer. Het “hybride”, locatieonafhankelijke, werken wordt bijvoorbeeld na het gehoopte einde van de pandemie “het nieuwe normaal” voor rijksambtenaren.

Veel kantoorwerkers zullen dus voorgoed bevrijd zijn van de intensieve menshouderij in betonnen megastallen, inclusief bijbehorend dagelijks massatransport.

Hier en daar bestaat nog weerstand van managers die nog los moeten komen van de obsessieve controledrift die ze hebben opgelopen op basis van het Scientific Management van Taylor, en de talloze varianten die daarop zijn gevolgd. Maar dat komt wel goed. Dat is het afschudden van de veren van een voorbijgegaan tijdperk.

In plaats daarvan komt het locatieonafhankelijk werken. Dat maakt het mogelijk dat de mens, en niet de plek, centraal komt te staan. Alexia Cambon pleit in een recent artikel in The Guardian voor een nieuwe benadering van werken: van office-centred naar behaviour-centred. Met andere woorden: van het oude paradigma van locatiegerichtheid naar het nieuwe paradigma van mensgerichtheid.

Een andere indicatie voor de onontkoombare ontwikkeling naar locatieonafhankelijk werken is dat thuiswerken in het publieke debat steeds meer beschouwd wordt als een recht. Onlangs leverde een peiling van de NPO1 radio de uitslag op dat 52% van de respondenten het thuiswerken bij voorkeur als zodanig beschouwt. Bovendien ligt er momenteel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer met de fraaie werktitel “Werken waar je wilt”.

Thuis is een mentale staat

Without going out of my door, I can know all things on earth. Het is een ongekende ontwikkeling. We leven in een nieuw tijdsgewricht: het begin van het tijdperk van hyperhistory. Locatieonafhankelijk werken past er perfect in.

Mensen die het gehad hebben met het verplichte verblijf in kantoorgebouwen met steriele flexplekken, creativiteitdodende vergaderzaaltjes met plakkertjessessies en slechte koffie, en met een forensenverkeer dat bestaat uit filerijden dan wel uit het opeengepakt zittend of staand doorstaan van een verplicht tweemaaldaags verblijf in een stinkende en lawaaiige treincoupé, voelen het tijdperk van hyperhistory, en de kansen in de infosphere goed aan.

En als je echt, wat ik me niet kan voorstellen, de kantooromgeving mist, deze beschouwt als je natuurlijke habitat, of die ziet als een onmisbare vluchtheuvel in een verder getroebleerd bestaan, dan kan die natuurlijk ook digitaal vervlakt gesimuleerd worden. Er worden daartoe serieuze pogingen gedaan, bijvoorbeeld door adviesbureau Deloitte. Het doet me denken aan het imiteren van het afspelen van een videoband in een livestream.

De essentie van de verandering is overigens niet dat kantoren overbodig worden. Er zijn mensen die daadwerkelijk het frequente fysieke samenzijn met collega’s missen. Er zijn ook veel kantoorwerkers die thuis hun werk niet goed kunnen doen omdat de huiselijke omstandigheden zich daar slecht toe lenen. Er zijn ook mensen bij wie het lange verblijf thuis kan leiden tot gevoelens van sociaal isolement, en zelfs tot eenzaamheid.

De essentie van de verandering is dat je thuis voelen op je werk steeds minder een plaatsgebonden gevoel en steeds meer een mentale staat wordt. Toegesneden op de mens, en niet op de plek. Je thuis wordt dan die plek in de infosphere waar je je goed voelt en waar je dus ook je werk goed kunt doen.

Of zoals James Baldwin het omschreef: “Perhaps home is not a place but simply an irrevocable condition.“  

(slot)

Categorieën
Filosofie Informatietheorie

Lof der Vervlakking (2/3)

Onze wereld = informatie

Cultuurpessimisme over digitalisering is momenteel wijdverbreid. Een goed voorbeeld van digitale cultuurkritiek hier te lande is Hans Schnitzler’s dystopische kijk op het ontstaan van een digitaal proletariaat: een verzameling van afgestompte, verzadigde en willoze massamensen. Daarnaast bestaan er politiek-filosofische kritieken. Evgeni Morozov en Andrew Keen zijn bekende voorbeelden. En in Nederland trok Marleen Stikker onlangs de conclusie dat het internet stuk zou zijn, waardoor de digitalisering bijdraagt aan surveillance capitalism.

Dergelijke kritieken op de digitalisering leiden bij mij echter niet tot een beter begrip van wat er eigenlijk aan de hand is. Het cultuurpessimisme van Andrew Keen is voornamelijk een weemoedige en nostalgische reflectie op de teloorgang van de wereld van zijn jeugd. De politiek-filosofische kritiek van Stikker en Morozov is een kritiek op het kapitalisme, waarbij de ontwikkeling van de digitalisering de zoveelste illustratie van dit schijnbaar zo duivelse sociaal-economische systeem vormt. En Schnitzler’s dystopische vergezichten bieden geen constructief inzicht.

Een grondiger besef van wat digitalisering met de verhouding tussen mens en wereld doet, kan wellicht verkregen worden door de wereld op een andere manier te gaan beschouwen. Een informationele voorstelling van de wereld zou ons verder kunnen brengen om te doorgronden hoe fundamenteel de digitalisering de relatie tussen mens en wereld verandert. Zo beschouwd wordt onze veranderde relatie met de wereld niet slechts aangedreven, maar bepaald door digitalisering. 

De belangrijkste hedendaagse filosoof die dit pad bewandelt, is Luciano Floridi (1964-). Floridi heeft zijn zienswijze samengevat in The 4th Revolution. Floridi gebruikt, om de wereld te duiden, een begrip dat in de jaren 70 van de vorige eeuw werd bedacht: de infosphere. Daarin zijn mensen, objecten en machines informatieverwerkende agents die met elkaar verbonden zijn. Het begrip informatie omvat hier (uiteraard) niet alleen digitale informatie. Denk bijvoorbeeld ook aan biologische informatie: het doorgeven van DNA. 

Volgens Floridi leven we in het tijdperk van hyperhistory. Het tijdperk van de geschiedenis begon toen de mens informatie begon vast te leggen en te verwerken. In het tijdperk van hyperhistory is de mensheid volledig afhankelijk geworden van informatietechnologie. 

De opkomst van digitale technologie heeft volgens Floridi een revolutie veroorzaakt in de wijze waarop de mens de wereld, en zichzelf, beschouwt. De eerste revolutie was de Copernicaanse: de wereld, en daarmee dus de mens, bleek niet in het centrum van het universum te staan. De tweede revolutie was de evolutietheorie van Darwin. De mens bleek niet boven het dierenrijk te staan, maar was er onderdeel van. De derde revolutie was de Freudiaanse. De mens bleek niet primair gedreven te worden door rationaliteit, maar voornamelijk door irrationele, onbewuste driften. Floridi noemt de vierde revolutie naar Alan Turing. De mens bleek, door de opkomst van digitale technologie, ook niet beter dan machines waar het gaat om de kwaliteit van hun verstand. Machines rekenen veel beter. De mens werd aldus fasegewijs verdrongen van de positie die hem werd toegedicht: in het centrum van alles, en als meester van de natuur. De mens is onderdeel van een netwerk van natuur en machines, niets meer en niets minder.

Floridi noemt zijn opvatting van de relatie tussen mens en wereld een constructionistische positie: de wereld wordt nooit door de mens ontdekt of uitgevonden, maar ze wordt ontworpen op basis  van de menselijke ervaring. De mens is dus in staat tot het beïnvloeden van de wereld. Dit houdt onder meer in dat de mens zelf verantwoordelijk is voor het ontwerpen voor een ethiek voor de infosphere. Een voorbeeld hiervan is het Onlife Initiative van de Europese Commissie

Totaalvoetbal luidde de nieuwe wereld in

In de essays De Barbaren (2009) en The Game (2018) van de Italiaanse schrijver en cultuurfilosoof Alessandro Baricco wordt nog net niet het begrip hyperhistory gebezigd, maar zijn boeken lezen als een beschrijving van hoe dit tijdperk heeft kunnen ontstaan en waardoor het wordt gekenmerkt. 

In The Game stelt Baricco dat digitaliteit een grote vlucht nam in een tijdperk waarin de grote ideologieën uit de 19e eeuw op de terugtocht waren. Genieën bedachten geen grootse politieke en historische vergezichten meer die uiteindelijk leidden tot wereldoorlogen en massamoorden. Zij ontwikkelden apparaatjes in laboratoria en garages, waarmee de wereld steeds meer achter schermen verdween. Spelletjes ontwikkelden zich van fysieke bezigheden, bijvoorbeeld tafelvoetbal, tot activiteiten waarop mensen nog slechts op knoppen drukten, bijvoorbeeld alles wat tegenwoordig in de Gaming Industry wordt gemaakt.  De druk op de knop van Flusser werd aldus een steeds belangrijker onderdeel van het dagelijks leven. 

Baricco sluit aan bij de notie van Krämer dat de vervlakking een voorwaarde is voor een zo effectief mogelijke transmissie van informatie. Die zorgt voor het verlies aan scherpe randjes en unieke kenmerken. Baricco gaat in zijn verklaring nog een stap verder. Technologie is voor Baricco niet de motor van verandering, maar juist het gevolg ervan. Zij is een verschijningsvorm van een veel grotere maatschappelijke ontwikkeling, waarin ontideologisering en massa-individualisme centraal staan. Baricco stelt dat de vervlakking ook een preventieve bedoeling heeft: het kan helpen om herhalingen van de massamoorden uit de 20e eeuw, gevoed door alomvattende ideologieën, te voorkomen.Tegelijkertijd stelt digitalisering mensen in staat om hun eigen leefwereld en identiteit te vormen, onafhankelijk van de plek waar ze zich bevinden.

Baricco legt aan de hand van een paar ontwikkelingen uit (alweer) sport en spel uit wat hij bedoelt. Een van zijn voorbeelden betreft het Nederlandse totaalvoetbal uit de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Dat was een toentertijd voor de liefhebber verbijsterend schouwspel. Niemand had namelijk een echt vaste rol of positie. Iedereen moest een minimaal beetje van alles kunnen en het liefst heel veel natuurlijk. Iedereen was in dat concept volledig gelijk aan elkaar, uitwisselbaar en slechts gericht op 1 ding: winnen.

Het klassieke genie, of de klassieke held, verdween volgens Baricco uit het voetbal, hetgeen een afspiegeling was van wat er in de cultuur afspeelde. Hij haalt het tragische lot aan van de geniale Italiaanse voetballer Roberto Baggio, die in de jaren ‘90 uit het nationale team werd gehaald “omdat hij niet in het concept paste”.

Welke type mens past volgens Baricco het best in dit tijdperk van hyperhistory? Hij beschrijft in the Game de succesvolle mens als Musil’s Man zonder Eigenschappen. Het is de mens die overal inpast, die eindeloos flexibel is en zich perfect kan aanpassen aan nieuwe netwerken en sociale codes. Hij/zij (en/of) kan zich allerlei identiteiten  aanmeten. De kenmerken van de ideaaltypische Bildungsburger en van het universele genie voldoen niet meer als je succesvol wilt zijn.

(wordt vervolgd)